Bijgeloof in de sport

Zolang de mensheid bestaat, gaat de wereld gebukt onder bijgeloof.
Adam en Eva dachten al met happen in een appel bovennatuurlijke krachten te krijgen. Het getal 7 is sinds mensenheugenis een geluksgetal, 13 een ongeluksgetal,  Het getal 14 wilden jeugdige voetballertjes indertijd op hun shirt om op op JC te lijken.

Klavertje vier, geluksmuntje, hoefijzer, zwarte kat, enzovoort. Iedereen kent wel meer van dit soort (on)gelukbrengers. Ook (en vooral) in de sport komt bijgeloof in velerlei vormen voor. Bijgeloof schijnt toch te helpen. Volgens Duits “wetenschappelijk” onderzoek worden prestaties door bijgeloof verbeterd.

Onze aller Johan C. gaf keeper Gert Bals vóór wedstrijden altijd een stompje in de maagstreek. Verschillende Feyenoordspelers trokken vroeger het slipje van hun vrouwen aan om beter te presteren. Hoe dat tegenwoordig is, weet ik niet..Internationale wil altijd in witte geluksshirts spelen.
Ronaldo kijkt bij het betreden van het veld met gevouwen handen naar de hemel in de verwachting dat hij hulp van boven krijgt. En het helpt kennelijk, want hij speelt meestal de sterren van de hemel.

En wie kent niet de “Haka”, van de rugbyspelers uit Nieuw-Zeeland, om succes af te roepen (of om tegenstander te intimideren?). Je herinnert ook vast nog de bijzondere rituelen van IJsland en Schotland op de laatste Europeese kampioenschappen.

Ik zal eerlijk zijn: ook ik heb mijn eigenaardigheden. Bij tenniswedstrijden trek ik eerst mijn linker, dan mijn rechter tennisschoen aan.

Zo zijn er waarschijnlijk nog duizenden voorbeelden te noemen. 

30-10-2017