De vijver

Het was een jarentwintigwoning die we in september gekocht hadden. Zowel binnen als buiten was alles enorm verwaarloosd. Vloeren verrot, oude elektra verouderd, lekkende goten en daken, noem maar op. Gewoon een vreselijke ruïne. Zoals binnen, was het ook buitenshuis. De lange tuin was overwoekerd met metershoog onkruid, verwilderde braamstruiken en andere heesters. Ook lag de hele tuin bezaaid met puin en huisvuil.
De renovatiekosten zouden zo’n € 100.000,-- bedragen. Dat geld konden we niet ophoesten, dus hebben we met behulp van ouders en vrienden de zaak zelf aangepakt. De hele winter hebben we gezwoegd om in maart te kunnen gaan trouwen.
En dat lukte. Na de bruiloft konden we direct ons hagelmooi huis betrekken.

Maar die verschrikkelijke tuin moest nog ontgonnen worden. Na het afvoeren van vele zakken onkruid en ander tuinafval kregen we de contouren te zien van de vroeger aangelegde hof. Halverwege was een verhoogde border, afgezet met een muurtje. Daarvoor was ooit een vijver met betonnen wand gebouwd, waar weinig meer van over was. De kom was dichtgegooid en de randen waren afgebrokkeld.

Dit ex-vijvertje was een van de laatste projecten. Toen ik op een warme lenteavond de spa in de grond zette, was de verrassing groot. Ineens zakte de aarde weg en viel er een groot gat in de grond.

Mijn schoonvader die er bij stond, riep: ‘Man, dat is vroeger een schuilkelder geweest. Er ligt vast een grote deksel naar de ingang. Verder graven, Jules.’

Dus ging ik graven alsof m’n leven ervan afhing. En ja hoor, daar stuitte ik op iets hards. Nog fanatieker ging ik aarde verder wegscheppen. Het zweet brak me aan alle kanten uit. Het bleken enkele oude stoeptegels te zijn.
‘Haal ze er uit. Daaronder moet de ingang zijn,’ commandeerde mijn schoonpa. Dus werden ze eruit gehaald. Maar daaronder lag weer een laag aarde. Inmiddels was mijn energie aanzienlijke geslonken en had er geen zin meer in.
‘Ik stop, pa. Ik geloof het nou wel.  Volgens mij zit er echt niks onder.’
‘Jammer, want ik geloof heilig dat daaronder een schuilplaats ligt. Wie weet wat we hadden kunnen vinden, jongen. Misschien wel lijken of zoiets. Dan hadden we ook nog in de krant kunnen komen met een sensationeel artikel over de oorlog, of zoiets.’
’Nou, eerlijk gezegd heb ik helemaal geen behoefte om in de krant te komen en zeker niet om lijken op te graven.’
’Kom op, Jules, wees een kerel.’
’Nee, nee, ik doe het niet. Het is gewoon allemaal aarde wat er ligt.’

Mijn schoonvader had altijd al een levendige fantasie gehad. Hij was niet voor niets conferencier geweest en eerlijk gezegd gruwde ik bij de gedachte om mogelijk een stel geraamtes op te moeten graven.
Wat mij betreft, moest deze afgrijselijke lentevondst zo snel mogelijk weer tot een normale tuinvijver worden omgevormd. Met of zonder teleurgestelde schoonvader.

14-03-04