De schooier (deel 3)

(Deel 3: De trui)
 

De uitnodiging van de weduwe Borgensteijn om langs te komen en over haar overleden man Harrie te komen praten, was bij diens vriend en mede-zwerver Adrie niet aan dovemans oren gedaan. Vijf dagen later zat de man bij haar aan tafel.

’U zult zich misschien afvragen waarom ik u uitgenodigd heb?’
’Inderdaad. Een zwerver is niet de meest aangewezen figuur om op visite te vragen. Maar zeg maar jij, hoor. Zoals ik op de begrafenis zei is mijn naam André.’
’Oké André, ik heet Sonja.’
Ze vervolgt meteen met: ‘Je vraagt je natuurlijk ook af waarom Harrie is gaan zwerven?’
’Zeker. Hij had een aardige vrouw, lijkt mij.’
’Dank je. Hij werd verliefd op een ander en is toen het huis uitgegaan. Die griet gooide hem na een poosje de straat op. Ons huwelijk was toen over.’
Er valt een stilte. Het lijkt André beter om te wachten tot de vrouw verder gaat met haar verhaal.
’De reden van mijn uitnodiging is dat ik heel benieuwd ben naar zijn zwerversbestaan. Heeft hij het wel eens over mij gehad en hoe heeft hij zich gered?’
André vertelt nu alles wat hij over zijn vroegere maat weet.


Als hij is uitgepraat, kijkt ze hem verbaasd aan. ‘Ik zie dat je een trui van Harrie aan hebt. Heb ik ooit voor hem gebreid. Hoe kom je daar aan?’
André vertelt dat hij hem had aangetrokken, toen bleek dat Harrie was overleden.
’Eigenlijk lijk je wel wat op mijn man. Vind je ook niet Herman?’
‘Wat!’, schreeuwt de aangesproken zoon, ‘Op papa lijken? Hij is een dief, een schooier en een moordenaar. Hij heeft papa laten sterven en die trui gestolen. En hij stinkt ook nog. Die man moet het huis uit.’
‘Meneer mag hier toch wel mee-eten?’
‘Nee, ik mag hem niet. Hij eruit, of ik.’
‘Ik wil niet kiezen, Herman. Hij mag van mij gewoon blijven eten.’
Herman staat woest op, smijt een bord tegen de muur en verlaat nijdig het huis.
‘Doet ie wel vaker,’ zegt de vrouw geruststellend. ‘Hij komt wel terug, hoor. Maar vertel eens wat over jezelf. Waarom ben jij gaan zwerven?’
’Toen mijn vrouw een paar jaar geleden overleed, ging mijn bedrijf failliet door verwaarlozing. Ik raakte alles kwijt.’
’Jeetje wat heftig. Wat voor bedrijf had je dan?’
’Een aannemersbedrijf.’

’WHAAAT?’ roept Sonja opgewonden. ‘Ben jij aannemer? Ik heb een aannemer nodig! Zou je mij willen helpen?’
Zonder op antwoord te wachten vervolgt ze: ‘Misschien kun je komende tijd mijn keuken, dak, en andere zaken renoveren? Je kunt hier blijven overnachten. Hoef  je de straat niet op.’
’Wil ik graag doen, Sonja.’
’Afgesproken dan. Weet je wat? Ga eerst even douchen. Kom mee naar boven. Daar heb ik ook nog wat kleren van Harrie. Daarna gaan we samen gezellig aan tafel.’

Zodoende is er weer een man in huize Sonja. Een man die haar uit de zorgen gaat helpen en die ook nog op haar vroegere man lijkt, waar ze ooit verliefd op was geworden.
 

31-01-2018