De inbraak

‘John, wakker worden.’
‘He, watte? Oh jee, heb ik geslapen?
‘Je snurkt al vanaf het begin van de rit.’
‘Sorry, schat. Fijn dat jij wilde rijden; ik was doodmoe van die huldiging.’
‘Maakt niet uit. We zijn bijna weer thuis.’

Het was een leuk feestje, Thea, maar ik ben blij weer thuis te zijn.’
‘Als jij de cadeautjes uit de auto haalt, zal ik een lekker bakje koffie zetten.’
Thea stapt uit. Meteen hoort John een hevige gil. ‘Help! Help! Politie!’
John ziet zijn vrouw met haar handen in de lucht voor de open deur staan.
‘Wat is er, schat?’

De voordeur staat open. Er is ingebroken.’
Als ze binnen zijn, zien ze een enorme ravage. Kasten en laden opengetrokken, TV en DVD-speler weg.
‘Kijk, het zijraam is kapot. Ze zijn daar naar binnen gekomen en via de voordeur eruit.’
Als ze even later naar boven rennen, zien ze dat daar ook alles overhoop ligt. Ontgoocheld zakken ze op bed.
‘Daar gaat de leuke herinnering aan je jubileumfeest. Wat nu, John?’
‘Ik ga meteen de politie bellen.’
‘Dan zal ik vast de boel wat opruimen.’
‘Nee, niet doen. Alles laten liggen voor sporenonderzoek.’

Huilend valt Thea in de armen van haar man, maar ineens rukt John zich los, springt op en zoekt naar de lade van zijn nachtkastje.
‘Het zal toch niet waar zijn, dat ze dat ook meegepikt hebben?’
‘Wat bedoel je?’
John antwoord niet, maar graait in de paperassen op de grond. Oh, gelukkig, ze zijn er nog.’
’Wat dan?’
‘Je weet wel; ik ga zaterdag toch met Fred naar Feijenoord - PSV. Ik was bang dat ze de tickets ook gejat hadden. Maar gelukkig zijn het in ieder geval geen voetalfans.’
‘Nou, nou. Dat is even belangrijk. Kom, bel nou maar de politie. Dat is belangrijker dan dat rotvoetbal.’

 
22-08-2018