Het wedstrijdje


Nee hè, daar heb je die Jules du Lac weer met zijn schrijfgedoe, denk je misschien.
Ja beste lezer, er blijken toch mensen te zijn die mijn schrijverijtjes leuk vinden; althans, sommigen hebben mij gevraagd om af en toe nog een stukje te schrijven. Bovendien vind ik het geinig om jullie soms nog te belagen met mijn mening en belevenissen. Daarom hier weer een artikeltje.

Maar waarover deze keer? Het zou over van alles en nog wat kunnen gaan.
Bijvoorbeeld over de hedendaagse reljeugd; tieners die met messen op zak lopen, plofkraken plegen, auto’s in brand steken en misdadige acties plegen tegen zorgverleners; of over protesterende boeren die zomaar hun bedrijf dagen alleen kunnen laten, met luchtvervuilende tractoren de wegen blokkeren en openbaar groen vernielen; of over het ongegeneerde, openbare seksleven van twee luie pandaberen in een dierentuin; of over allerlei andere actuele zaken. Heerlijk om mijn gal daarover te kunnen spuien. Maar neen, er is al genoeg over gezegd en geschreven, dus doe ik dat niet. Zelfs niet over mooie dames, stoere mannen, of mijn vroegere, ongelofelijke makelaarstoestanden.

Nee, beste leesvrienden, ik ga het nu hebben over een doodgewone, winterse jeugdherinnering.
De huidige winters zijn niet meer de  ijzige jaargetijden van weleer met veel sneeuw, strenge vorst en schaatsen op sloten, singels en plassen. Bij zo’n bizar zachte winter als dit jaar, ga je al snel verlangen naar de ijspret van vroeger. Dan komen er vanzelf herinneringen uit lang vervlogen tijden naar boven.
Eén gebeurtenis uit mijn jonge jaren was voor mij toen erg onaangenaam en frustrerend, waar ik nu echter hard om kan lachen.

Ik zal, denk ik, een jaar of zeven, acht zijn geweest, toen er voor kinderen uit onze buurt een schaatswedstrijdje werd georganiseerd op een nabijgelegen natuurijsbaan.
Met een stuk of twaalf leeftijdgenootjes moesten we tegelijk vijfhonderd meter sprinten. Eén van de vaders startte de wedstrijd door met een vlag te zwaaien en ja hoor, meteen lag ik samen met een ander jongetje flink voor en even later reed ik aan de overkant met twee armen omhoog als eerste over de finish. Hoera! Gewonnen!

Tenminste … dat dacht ik. Want even later hoorde ik dat de wedstrijd over moest, omdat bij de start bijna iedereen, waaronder de zoon van de starter, over elkaar was heengeduikeld.
Alom woede en verdriet bij mij natuurlijk en ik wilde niet meer meedoen. Ik had toch gewonnen? Mijn vader motiveerde mij echter om toch door te gaan, dus stond ik even later weer aan de start.
De vlag werd weer gezwaaid en weg was iedereen. Behalve ik, want ik werd gehaakt door een knaap naast mij. En weet je wie dat was? Jazeker, de zoon van de starter.
Ik probeerde snel op te krabbelen, net zoals Ard Schenk indertijd deed toen hij op de Olympische Spelen bij de start viel, snel opstond en toch nog zou winnen. Maar mij lukte dat niet. Deze keer eindigde ik in de achterhoede en werd de wedstrijd wél geldig verklaard.

Nog woester en verdrietiger was ik, maar mijn vader troostte mij met een bekertje warme chocolademelk en met de woorden: ‘Je hebt het hartstikke goed gedaan, jongen. Jíj bent de echte winnaar.’
'Maar ik doe nooit meer mee met een schaatswedstrijd,’ reageerde ik fel en verbolgen.

Ik heb er overigens geen frustraties aan overgehouden, want daarna heb ik nog vaak met veel plezier de ijzers ondergebonden.
Misschien wel jammer van dat lullige, mislukte schaatswedstrijdje; want daardoor is wellicht  een geweldig schaatstalent in mij verloren gegaan.

27-01-2020

Wil je meer blogs lezen? Klik HIER voor de titellijst.